-
1 accord
accord [aakor]〈m.〉1 overeenstemming ⇒ harmonie, eensgezindheid2 overeenkomst ⇒ schikking, vergelijk3 goedkeuring ⇒ toestemming, instemming♦voorbeelden:tomber, se mettre d' accord • het eens wordenmettre d' accord • tot overeenstemming brengend' accord 〈 informeel〉, d' acc. • in orde, okayaccord de principe • beginselakkoordaccord sur les salaires • loonakkoordaccord sectoriel • deelakkoordconclure, passer un accord • een akkoord sluiten1. m2) overeenkomst3) goedkeuring4) akkoord, samenklank [muziek]2. d'accordinterjgoed, in orde, okee -
2 individualisation
individualisation [ẽdievieduu.aaliezaasjõ]〈v.〉♦voorbeelden: -
3 individualisation de la peine
individualisation de la peineDictionnaire français-néerlandais > individualisation de la peine
-
4 mettre
mettre [metr]1 plaatsen ⇒ leggen, zetten, stellen5 teweegbrengen ⇒ veroorzaken, stichten 〈zie voor uitdrukkingen die hier niet vermeld zijn de betreffende zelfstandige naamwoorden〉♦voorbeelden:mettre longtemps à cuire • lang moeten kokenles mettre • 'm smeren, ervandoor gaanqu'est-ce qu'il lui met! • die geeft hem van katoen!mettre qn. dedans • iemand erin laten lopenmettre de la bonne volonté à faire qc. • zijn goede wil bij iets tonen〈 informeel〉 mettez, mettons que 〈+ aanvoegende wijs〉 • laten we (nu eens) aannemen dat, stel dat, aangenomen dat→ vue1 zich plaatsen, zetten ⇒ gaan staan, liggen, zitten2 〈+ à〉beginnen (met, te)3 aantrekken ⇒ aandoen, opzetten 〈zie voor uitdrukkingen die hier niet vermeld zijn de betreffende zelfstandige naamwoorden〉♦voorbeelden:se mettre debout • opstaan, overeind komense mettre dans une situation délicate • zich in een lastig parket brengense mettre en avant • zich op de voorgrond plaatsens'y mettre • aan de gang, slag gaanle tout c'est de s'y mettre • alleen het begin is moeilijkne plus savoir où se mettre • in een moeilijk parket zittense mettre après qn. • iemand plagen, voor de gek houdense mettre au beau • mooi (weer) wordense mettre avec qn. • met iemand gaan samenwonense mettre en quatre pour qn. • zich voor iemand uit de naad lopenqu'est-ce qu'on s'est mis! • wat hebben we geschranst!v1) plaatsen, zetten, leggen2) aantrekken [kleding]4) aanzetten [verwarming, radio]5) veroorzaken -
5 individualiser
individualiser [ẽdievieduu.aaliezee]1 individualiseren ⇒ verbijzonderen, op het individu, het bijzondere geval afstemmen -
6 accorder
accorder [aakordee]1 in overeenstemming brengen ⇒ doen overeenstemmen, overeenbrengen2 toegeven ⇒ toestemmen, erkennen3 verlenen ⇒ toestaan, toekennen♦voorbeelden:♦voorbeelden:v2) toegeven, toestemmen3) verlenen4) toekennen [waarde, belang]5) stemmen [muziek] -
7 coordination
coordination [ko.ordienaasjõ]〈v.〉1 coördinatie ⇒ coördinering, onderlinge afstemming♦voorbeelden:f1) coördinatie, onderlinge afstemming2) nevenschikking [taal] -
8 la coordination du rail et de la route
la coordination du rail et de la routeDictionnaire français-néerlandais > la coordination du rail et de la route
-
9 personnaliser
personnaliser [personnaaliezee]〈 werkwoord〉
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский